God zei:

Wat maakt jou blij? Laat Mij de manieren opnoemen.
Een vriendelijk woord.
Een glimlach.
In de ogen van een ander kijken en de Mijne zien.
Opkijken naar de hemel en een opening in de Hemel zien.
Zonlicht en maanlicht.
Zonsopkomst en zonsondergang.
De schemering.
Een briesje.
Bloemen die opkomen.
Bladeren die van kleur veranderen.
Vallende bladeren.
Een sneeuwpop.
De geur van soep die borrelt op het fornuis.
Soep eten met brood met boter.
Het geluid van het woord kokkels.
Een nieuwe jurk.
Nieuwe schoenen.
Een nieuw iets.
Een nieuwe gedachte
Een goed boek.
Een kind.
Een fijne tijd.
Aan iemand terugdenken.
Vergeten wat beter vergeten kan worden.
Een vrije dag.
Vrij van school om een dag met veel sneeuwval.
Zwemmen in een vijver, een meer of de Oceaan.
Gorgelen.
Een bubbelbad nemen.
Een oud lied.
Een vriend.
Iemand helpen.
Van iemand houden.
Een idee hebben.
Een foto.

We zijn maar net begonnen, nietwaar? We hebben het nog niet over inhoud gehad. Op blote voeten lopen. Modder tussen je tenen drukken. In het zand lopen. Op lucht dansen.

Iets vinden.
Iets loslaten.
Een lieve stem horen.
Iemand zien die je lang niet gezien hebt.
Inzicht krijgen.
Een hand in de jouwe.
Welke dag is niet een fijne dag? Je hoeft het alleen maar te zeggen.
Zeg het dan.
Heb een geweldige dag.