God zei:
De regen komt en de regen gaat. De zon komt op en de zon gaat onder. En bloemen groeien en jij groeit. Jij groeit iedere dag. In regen of zonneschijn, je groeit. Regen of zonneschijn, in de wereld van ontelbare, geeft het leven jou een nieuwe kijk en daarom groei je op een manier waarop je nooit eerder helemaal groeide. Het kan jou toeschijnen, dat er weer een golf van leven als graanvelden waarover de wind waait verscheen, en toch ben je niet helemaal op dezelfde plaats als waar je voor deze dag stond. In werkelijkheid kan louter een golf jou helemaal niet doen overhellen.
In de wereld ben je een wezen dat groeit. Onder alle omstandigheden groei je. Je kunt wegrennen. Je kunt naar voren snellen. Je kunt op en neer springen. Niettemin, wordt er elke dag een inkeping getekend op de boomstam van jouw leven op Aarde.
Op Aarde ben je geen wezen dat hetzelfde blijft en nooit verandert. Je bent een overblijvende bloem die blijft bloeien. Alleen ben je groter dan overblijvend. Je bent een altijd bloeiende daglelie en een nachtroos en een nieuwe bloem die nog niet in de boeken voorkomt. Je bent eeuwig in een wereld die wisselt en verandert, die er vandaag is en morgen verdwenen, want is de wereld niet voor je ogen veranderd? Is de wereld niet altijd veranderend? In het getijde van het leven is de stroom nieuw en de voet die je in de stroom zet is nieuw en jij, die van de wereld bent maar niet helemaal in de wereld, bent nieuw, altijd veranderend in de wereld, maar jij, zelfs gedurende jouw leven in de wereld, jij die van een onveranderlijke plaats bent die oneindig en eeuwig is - deze plaats gaat met jou mee waar je ook maar lijkt te zijn. En dus ben jij wat je altijd was, een oneindig onveranderlijk wezen aan het stoeien in de illusoire wereld.
Je bent gegrondvest in de Hemel. Of je slaapt of wakker bent op Aarde, of je koppig bent of toegeeflijk, blij of verdrietig, de Hemel is jouw fundament. Je bent geen vondeling, geliefden, want wat van Mij is, eis Ik op, en Ik verlaat je nooit, noch dwaal Ik ooit van je af. Eenheid kan niet van Eenheid afdwalen en Wij zijn Eeuwige en Oneindige Eenheid.
Onze harten gingen samen op weg, lang geleden in termen van tijd zoals die op Aarde wordt gemeten. We werden samen geboren in de wateren van de Eeuwigheid. We dwaalden nooit af en We stopten nooit. We waren Eén en dus kan gezegd worden, dat We samen zijn geweest in een non-plaats genoteerd als Hemel, waar tijd zelfs niet voorwendt te bestaan.
We kunnen niet zeggen een uur of een dag of zelfs eeuwigheden, omdat de Eeuwigheid niet in gedeelten komt. We kunnen de Eeuwigheid niet aan plakjes snijden in dit ding van tijd, dat zo goed gezien en gemeten wordt op Aarde en toch helemaal niet bestaat. Het beste wat We kunnen zeggen is nu, wat wil zeggen tussen momenten, omdat Wij per slot Eeuwigheid zijn. Als de Eeuwigheid gebonden en verzegeld zou kunnen worden, dan zijn Wij samengebonden, vrij en toch gebonden. We drijven op een Oceaan van Eeuwigheid. We staan schijnbaar op en lopen rond, en toch zijn We altijd hier, ondergedompeld in de wateren van deze Oceaan die geen kusten kent.
Dus, waar gaan We in de Eeuwigheid heen? Nergens, want ruimte net als tijd bestaat ook niet. Eeuwig Eén, reizen We alleen in verbeelding, want liefde als de Onze is compleet en totaal en er is voor liefde nergens om te reizen of weg te gaan of van terug te keren, en dus, geliefden, en dus, ZIJN Wij geliefden.