Jij bent Mijn testament aan Mijzelf. Jij bent de Spreker en Onthuller van Mijn Hart. Onthul het! Aan de slag nu ermee .
Ik maakte jou naar Mijn beeld. Ik gaf jou alle Rechten en Voorrechten en Doeleinden en Verantwoordelijkheden die de Mijne zijn. Ik maakte jou Mijn Erfgenaam. Ik riep jou uit als Mijzelf. Ik zei jou moedig te zijn en de Waarheid te onthullen. Door Mijn Eigen Natuur en die van jou, tekende Ik jou naar Mijn Beeld, en dus vermenigvuldigde Ik Mijzelf en verspreidde Mijn Tafels van Vermenigvuldiging op Aarde en zei jou heen te gaan en je te vermenigvuldigen. Vermenigvuldig Mijn liefde, zei Ik. Ik zei je een Spiegel voor Mijzelf te zijn, Mij op Aarde te weerspiegelen, een testament voor Mij te zijn, een onthuller van Mij, een verheldering van de Zon, een polijster van zielen, een schoonmaker van ogen, een helper van anderen om te zien.
Ik lapte jouw ramen. Ik kuste je teder. Ik stuurde jullie uit. Ik verspreidde jullie over de Aarde als zelfgemaakt glazuur op een taart en toen vergat je alles inclusief waarvoor je op Aarde was. Je dacht dat je op Aarde was alleen voor jezelf en dus zwierf je, niet echt doorgrondend waarvoor je op Aarde was en wat je hier deed in wat jou een oerwoud leek, zo nietsziend was je.
Je werd een pauper Koning, een Koning met een papieren kroon. Je vergat dat je goud was. In plaats daarvan beweerde je een indringer te zijn, bezoedelde tin, een poseur als het ware, iemand die in een nieuw land aankomt met valse identiteitspapieren. Je maakte te weinig van jezelf. In plaats van te lopen als de Zoon of Dochter van God, kroop je over de Aarde, liep op het puntje van je tenen, of je kroop over de Aarde en kon nauwelijks je hoofd optillen. Je sloeg je ogen neer en liet je hoofd hangen en zei: “Ach kom!”.
Je zag gebreken in anderen. Je besefte niet dat je gebreken van jezelf noteerde en ze rondzwaaide alsof ze anderen toebehoorden. In plaats van de wereld te inspireren, zocht je naar inspiratie en zag die niet. Je zag gewoon het vertoon van licht niet dat jij zelf op Aarde laat schijnen. Je zag een schaduw van jezelf. Je ontkende jezelf en noemde jezelf slachtoffer. Dat is net zo goed als jezelf een stripfiguur noemen. Je liet jezelf een zondebok zijn. Dit was een knikje dat je jezelf gaf.
Tegelijkertijd stapte je trots rond met wereldse belangrijkheid en probeerde je aanbidders te krijgen die niet wisten wie of wat ze moesten aanbidden. Op gebogen knieën weigerde jij jezelf jouw identiteit of, in werkelijkheid, zag je jezelf als niet meer dan afval. Je dacht dat je een onthutsend verlies was, jij die alles voor Mij bent.
Je kunt Mij heel goed beschuldigd hebben van slechte omgang met jou. Ik werd een zondebok terwijl jij een aanklager werd. Je schreef jouw onverantwoordelijkheid aan Mij toe. Je wees naar alles en iedereen. Je weigerde jouw eigen schuld toe te geven.
Al deze uitvluchten waren om jouw eigen vermogen te ontkennen. Je kon jezelf er niet toe brengen buiten jezelf te gaan. Je bleef ingesloten of zelfs beschermd tegen verandering, weg van jouw Ware Zelf.
Hier BEN IK. Jouw Ware Zelf. Kijk naar Mij en zie jouw Zelf. Ik ben jouw Mede-Ondertekenaar en jouw Erfgoed. IK BEN jou en jij BENT MIJ. Nu kom je dichter bij de Waarheid van Wie je werkelijk bent en Waarvan je werkelijk gemaakt bent. Nog steeds, dezelfde, fluister Ik jouw Grootheid: “Gij zijt Mij. IK BEN U. Hallo, Ikzelf.”