HEAVEN # 189 Groei naar de Zon toe, 6 mei 2001
Ik zit in je brein ingebakken of, in je genen, zullen We maar zeggen. Maar, natuurlijk, besta Ik ook. Mijn zegeningen zijn op jou gestempeld,
maar ook Ik, de Gever van de Zegeningen, ben gestempeld in jouw hart, brein, genen, ziel, ja, in elk stukje van jou. In zekere zin
kwamen jullie van een lopende productieband af, allemaal met hetzelfde ingebakken, en toch is een ieder van jullie op deze lopende band,
een staaltje handenarbeid, bestempeld met de hand, met de hand vervaardigd. Oppervlakkig beschouwd, zijn er geen twee gelijk.
Hier zit dan ook de schijnbare tegenstelling in: Ieder precies hetzelfde geschapen door God, en toch niet één gelijk aan een ander,
geschapen door de Schepper en de geschapene zelf.
Je werd ook bestempeld met je individualiteit. Het is waar dat het de bedoeling is dat je je individualiteit - je dualiteit – kwijt raakt
in de zin van overgave. Gek genoeg word je met en in die overgave, unieker, omdat Mijn waarheid alleen maar door jouw waarheid heen
kan verschijnen. Ik ben Eén Waarheid, maar Ik verschijn door vele lichtkokers heen, waarvan er geen twee precies gelijk zijn.
Mijn Eenheid verschijnt door het universum heen dat divers is en waarvan jij er één bent en Een bent.
Uniek betekent ook Eenheid. Jij bent Mijn ene Een.
Je zou kunnen zeggen dat Mijn kinderen één halssnoer zijn dat uit vele edelstenen bestaat. Maar een edelsteen los van het snoer
(als dat al mogelijk zou zijn in Mijn schepping) zou één enkele edelsteen zijn en zou niet langer deel uitmaken van de halsketting.
Hoeveel minder zou één enkele edelsteen los van het snoer zijn dan wanneer hij onderdeel is van een halsketting.
Wanneer een edelsteen onderdeel uitmaakt van een halsketting, heeft hij een doel en is hij sterk. Los van het snoer, is het slechts één enkel juweel.
Het zijn niet de andere edelstenen naast hem die de boel bij elkaar houden. Ze kruipen tegen elkaar aan, maar de ene
houdt de andere niet op z’n plek. Het is het snoer van de halsketting dat alles bij elkaar houdt. Het is het snoer dat verenigt en verbindt.
Je zou Mij het Snoer kunnen noemen dat jullie allemaal bij elkaar houdt. Jij bent een juweel aan Mijn snoer, het snoer van Mijn hart.
Alle bloemen in de tuin van Aarde groeien naar de Zon toe. En jij groeit ook naar de Zon toe. Leun er maar naar toe. Dat is wat je doet
wanneer je Mijn woorden hier leest. Je leunt dan naar de Zon toe. Je oor is op Mij afgestemd. Je keert je naar Mij toe, en dat is alles dat nodig is.
Je keert je naar Mij toe, en daardoor, druk je de knop van Heaven in. Je stemt af. Je maakt verbinding. Er is contact gemaakt.
Wij zijn als een tandem, jij en Ik. Wanneer jij omhoog reikt, buig Ik me naar beneden. Wij zijn als een kus. We zijn hart en denken
die elkaar ontmoeten, en al het andere wordt achtergelaten. Jij ontmoet Mij met een hart vol hartelijkheid en een gedachteloos brein.
Je brein wordt een lege hangmat klaar om gevuld te worden, maar je hart is al vol van Mij en staat op het punt van overstromen.
Het hart kent enkel vertrouwen. Het weet niets af van argwaan of wantrouwen. Het is je brein dat moet leren vertrouwen,
en je brein leert dat met Mij. Het moet zich losmaken van alles dat statisch is zodat het zich kan afstemmen op Mij.
Denk eraan, je hart is al op Mij afgestemd. Het brein is er echter tussen gekomen, dat is alles. Je brein heeft de verbinding van je hart onderbroken.
Geef je hart aan Mij, en je brein zal leren om met Ons mee te gaan.
Je brein snelt maar voort, maar je hart verblijft in stilte. Je hart concentreert zich heel goed. Het concentreert zich op liefde.
En waar concentreert je brein zich op? Nou, dan weer hier en dan weer daar op. Waar concentreert het zich wel niet op?
Maar nu vullen We je brein eveneens met liefde. We vullen het. Laat je brein de aanwijzingen van je hart volgen.
Kom, hart en brein van jou, en ga met Mij mee.